Dikke Dien en Lange Jan

Jan en Dien Tukkers 50 jarig huwelijkHaar naam was Gerdina Eissink, iedereen noemde haar “dikke Dien”, ik noemde haar “opoe”. Opoe was ook echt mij opoe, mijn oma dus. De moeder van mijn vader Sander Hendrik (Henk) Tukkers. Zijn naam was Berend Jan Tukkers, mijn opa. Ze trouwden op 23 juli 1927. Ze kregen 2 kinderen. Mijn vader werd geboren op 11 november 1927, mijn oom Jan op 9 juli 1934. Ook mijn opa had een bijnaam “lange Jan”. Dus kreeg je “dikke Dien” en “lange Jan”.

Opoe is op 5 februari 1982 overleden in haar huis aan de Bromeliastraat in Denekamp. Opa is op 4 maart 1993 overleden in het bejaardentehuis in Denekamp. Mijn vader stierf op 21 juni 1996 in het huis waar ik nu woon (mijn oudershuis in Denekamp). Oom Jan is in 2016 overleden. Over mijn opa kan ik niet zoveel vertellen. Niet dat hij er nooit was, maar opoe was nu eenmaal best wel overheersend. Zijn bijnaam “lange Jan”, kreeg hij niet voor niets. Hij was echt lang, en had daarbij ook nog enorme flaporen, een typisch Tukkers kenmerk.

Mijn opoe, “dikke Dien” heette niet voor niets zo. Ze was dik, echt dik! Wij vonden haar gezellig dik, ze was dik en gezellig. De meeste tijd in mijn jeugd bracht ik met ze door in hun bejaardenwoning aan de Bromeliastraat in Denekamp. Meestal zaten opoe en opa binnen, maar bij mooi weer buiten. Opoe op haar kruk! Ze had een grote, hoge blauwe kruk. Vel blauw. Ik zie het ding nog voor me. Ze had die kruk wel nodig, want elke stoel zou spontaan bezwijken onder haar gewicht dacht ik in die tijd.

Met die kruk onder haar dikke spek armen kwam ze zelfs naar onze camping in Ommen, de Beerze Bulten. Daar stonden we altijd in de zomer. Opoe met de kruk, opa met een emmer! In die emmer tientallen dikke vette aardappelpannenkoeken die opoe thuis gebakken had. De beste aardappelpannenkoeken van de hele wereld. Opoe op de kruk, en wij maar bunkeren.

Feestje bouwen! Ik hoor het haar nog zeggen. Elke woensdag middag gingen wij een feestje bouwen bij opoe en opa. Nou ja meer bij opoe. Opa vond het allemaal wel best. Als je binnenkwam in de woonkamer stond daar een eettafel waar je met 4 man aan kon zitten. Een sofa, een kast aan de muur en een dressoir. In de hoek de tv. Zo’n zwart/wit ding met een enorme draaiknop aan de zijkant. Klik, klik, naar de volgende zender.

Opoe zat aan de korte kant van de tafel, opa aan de lange. Altijd, zo hoorde het. Bij opoe lag altijd haar notitieblok, zo’n ouderwets blok met van dat grijze papier. Daar noteerde ze van alles op, ook de boodschappen.

“Kuj em’m noar slager Blokhoes hen, nem mer 4 varkenspoot’n en een varkensstet met”. Voor in de snert, de erwtensoep. Natuurlijk wilde ik dit wel doen. Je kreeg namelijk elke keer een lekker stuk worst van de slager. De beige boodschappentas zal ik nooit vergeten. Wat heb ik daar vaak boodschappen mee gedaan. Af en toe moest ik ook naar de drogisterij op de Brink, buisjes aspirine kopen. Die nam ze dagelijks in. Later begreep ik pas dat ze veel pijn heeft gehad.

Jan en Dien Tukkers 50 jarig huwelijk 2

De feestjes bij haar gingen altijd gepaard met ranja en matses met suiker. U weet wel die ronde platte Joodse dunne broden. Ze zong er altijd liedjes bij, van je tralala en hopsasa, of zoiets. Ze gaf ook les aan ons, in van alles en nog wat. Rekenen, schrijven, noem maar op. Ik dacht altijd dat ze dat echt goed kon. Later bleek dat ze maar wat deed.

Haken kon ze ook. Van spreien tot tafelkleedjes, van hemdjes tot mutsen en sokken. En ze naaide overal palletjes op. U weet wel, van die glinsterende rondjes. Ik ken haar niet anders dan met palletjes. Er gingen zelfs geruchten dat ze haar onderbroeken zelf haakte. Ik geloof het graag, want die maat van haar was vast niet in de winkel te krijgen.

Jan en Dien bij de Veldmuuskes. Op de rug met het witte jasje oom Jan.

Dikke Dien had nog een bijnaam, “oma carnaval”. In die tijd had je nog de Veldmuuskes, een carnavalsvereniging die zitting had in café Hövels aan de Brinkstraat in Denekamp. Daar was ze niet weg te slaan. Dat kwam ook omdat de familie Tukkers in de vereniging een prominente rol heeft gespeeld. Oom Jan en zijn vrouw Marie waren zelfs de eerste hoogheden (Graaf en Gravin) van de Veldmuuskes. Maar “oma carnaval” was vooral bij de Veldmuuskes vanwege het kindercarnaval, dat was haar ding en dat organiseerde ze dan ook.

De bejaardenwoning waar opa en opoe woonde was een woning met een trap naar boven. Opoe kon daar niet tegenop lopen. Toch had ze een oplossing gevonden. Ze ging met de rug naar de trap staan, liet haar dikke achterwerk vallen op de 3e of 4e trede, en schoof toen haar dikke billen door naar de volgende trede. De trap die kraakte in al zijn voegen, maar dikke Dien kwam boven, en weer beneden.

Naarmate ik ouder werd bleek af en toe wel dat opoe ook minder leuke kanten had. Ze kon liegen dat het gedrukt stond, en verzon echt alles aan elkaar. Maar ach, wat kon het mij schelen, het was mijn opoe, en ik was er maar wat dol op.

De jaren verstreken, we werden ouder, en opoe raakte een beetje in de vergetelheid. Niet dat ik er nooit meer kwam, maar wel veel minder. Haar gezondheid liet haar in de steek, en voor mijn gevoel stierf ze zonder dat ik het door had. “Opoe is dood”, ik hoor het mijn vader nog zeggen. We schrijven 5 februari 1982, ze werd 73 jaar oud. Ik weet niet eens meer of ik bij de uitvaart ben geweest, het is uit mijn geheugen gewist. Ik was 19 toen. Waarom ik van die periode niets meer weet is mij een raadsel.

Later kwam ik wel weer veel bij mijn opa op bezoek. Gewoon even bijkletsen en een biertje drinken. Hij stierf in 1993.

Vergeten ben ik ze niet. Het zijn mijn roots, “dikke Dien” en “lange Jan”.
“Feestje bouwen, van je tralala en hopsasa”.

Print Friendly, PDF & Email
Share

Uw e-mail bericht wordt niet gepubliceerd. Naam en e-mail velden zijn verplicht

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.