Cosmos Sterrenwacht is mijn plek, mijn ambitie én mijn carrière.

In augustus 2010 verscheen er een mooi artikel over mij in de Tubantia. Over mij, de Cosmos Sterrenwacht, mijn ambitie én mijn carrière.’. Je kunt het hieronder lezen.

Arnold laat Cosmos niet meer los. 
Het is een ietwat onwennige gewaarwording. De luidruchtige, immer vrolijke en drukke Arnold Tukkers aan de rand van het rustige Lattrop. Te midden van al het groen, de rust en de vrijheid is Sterrenwacht Cosmos al jaren zijn plek.

door Mandy de Jong

Zijn woorden worden hier en daar onderbroken door getjilp van de vele vogels die hun weg naar de sterrentuin vinden. Op een bankje te midden van al het groen en de stilte doet Arnold Tukkers zijn verhaal. Een verhaal vol enthousiasme, liefde en passie voor deze plek in zijn leven. Al meer dan twintig jaar is hij er niet meer weg te slaan. De sterren hebben hem gegrepen en nooit meer losgelaten.

De rustige omgeving is juist een van de redenen dat Tukkers de sterrenwacht zijn plekje noemt.

„Die rust is wa goed veur mie”, zegt-ie lachend. Een waterval van woorden over ervaringen, avonturen en anekdotes in en om zijn sterrenwacht volgt. Om deze plek in zijn leven te kunnen begrijpen, moeten we terug naar de jaren zeventig. De jaren waarin de sterren voor het eerst in zijn leven kwamen.

Samen met een klasgenoot (Romke Schievink A.T.) bracht hij een bezoek aan de oude sterrenwacht. Hij was ‘direct verkocht’. Het was de tijd dat de mensen naar de maan gingen, de tijd dat Star Trek op televisie was, de tijd dat iedereen in de ban was van sterrenkunde. „Het was ‘booming business’. Ik was helemaal verkocht joh.” Met een brede glimlach en een glunderend gezicht vertelt hij over zijn eerste telescoop, of nou ja, telescoop… „ Die eerste telescoop kreeg ik met Sinterklaas. Ik heb het dan over de jaren ’75 en ’76. Die dingen waren in die tijd onbetaalbaar. Ik kreeg er een ter grootte van twee toiletrolletjes. Ik was een klein jochie van twaalf dat door dat ding naar de sterrenhemel keek en geen moer zag.” Het weerhield hem er niet van zijn passie verder te ontwikkelen.

Ik zag van alles en nog wat. Kinderen hebben iets wat wij al lang niet meer hebben: fantasie. Vanaf dat moment was ik helemaal om.” Een heftige teleurstelling voor een jongen bezeten van sterren volgde. Om deel te nemen aan een werkgroep sterrenkunde moest iedereen, Tukkers vormde geen uitzondering, een examen afleggen. „Ik ben auto-didact, dus dat ging niet.” Hoe hard hij er ook voor werkte, hij kreeg het niet voor elkaar. „ Op een avond werd ik onder de sterrenhemel gelegd, ik vergeet het nooit weer, en moest ik de sterrenbeelden opnoemen. Ik zakte als een baksteen. Ik was nog veel te jong. Ik mocht niet bij de club.” Eraan terugdenkend verschijnt er een grote lach op zijn gezicht. „Wat een smeerlappen hè? Het leuke van het verhaal is dat het nu omgekeerd is. Ik werk nu bij de sterrenwacht en zij niet. Ik kom ze nog regelmatig tegen en dan wordt er nog wel eens een grapje over gemaakt.”

Maar hij kon zich thuis echt helemaal uitleven. Na schooltijd werden de mooiste telescopen samen met klasgenootjes gebouwd. Niet veel later kwam de puberteit om de hoek kijken.

Een leeftijd waarop de kroeg en vriendinnetjes toch verkozen werden boven de sterren. „Ik had er geen tijd meer voor en in het weekend lag ik dronken in bed.” Sterren pasten er niet meer tussen. Totdat hij twintig jaar geleden ging kijken bij de nieuwe sterrenwacht in het nieuwe gebouw. „Het was tijdens een open avond dat ik er rond een uurtje of elf naar binnen stuiterde. Er was op een gegeven moment helemaal niemand meer. Ik stond al in de deuropening toen ik geroepen werd. ‘Hé Tukkers, jij ook hier.’ André Kluitenberg, een van de jongens van toen, die in de nieuwe sterrenwacht als vrijwilliger werkzaam was. Zo begon het hernieuwde contact.”

De oude sterrenwacht kende Tukkers ook van binnen en van buiten. Terwijl hij opstaat en richting de oude sterrenwacht loopt, vervolgt hij zijn verhaal.

„ Als je de koepel opendoet. Het gevoel, de geur. Man, dan ruik je die oude Gosemeier nog (Hennie Gosemeier, oprichter van de voormalige volkssterrenwacht Twente, red.). Dat is fantastisch. Dan zie ik die plastic bekertjes en roerstaafjes, die ik zo hekelde, weer voor me. Hij is inmiddels al lang overleden aan de ziekte van Parkinson, maar hij is en blijft toch wel mijn voorbeeld.”

Een zonsverduistering, vallende sterren, het poollicht en kometen. Tukkers vindt het allemaal even prachtig en deelt die liefde dan ook graag met eenieder die het maar horen wil. „Bij Cosmos, voor scholieren, op de camping en bij wijze van spreken in de kroeg vertel ik nog over de sterren.” Op de vraag of sterrenkunde niet een aparte wereld is, antwoordt hij lachend: „ Je bedoelt of er veel weirdo’s bij zitten? Ja, een heleboel. Maar ik ben toch het levende bewijs dat het niet allemaal rare snuiters zijn.”

Een rare snuiter is Tukkers allerminst. Sociaal, betrokken, gevoelig en oprecht kenschetsen de ster van Cosmos. Hij geniet volop van de vrijheid en de mensen bij de sterrenwacht. Zijn vrijheid staat hoog in het vaandel en is een van de voornaamste redenen dat hij nog steeds op deze plek te vinden is. „Ik geniet echt van het leven. Zo zit ik wel in elkaar, hoor. Ik vind dit geweldig om te doen. Maar win ik morgen een paar miljoen, dan stop ik. Wellicht kan ik dan iets doen wat ik nóg mooier vind of kan ik andere mensen ergens blij meemaken.

Ik ben erg gesteld op mijn vrijheid. Ik heb, ondanks alle werkzaamheden en hobby’s, veel vrije tijd over. Maar dat wil ik ook echt zo houden.”

Het ziet er niet naar uit dat Cosmos een dezer dagen zijn ster verliest. „Ik ben niet zo’n… hoe zeg ik dat … carrièretijger. Dit is mijn plek, mijn ambitie én mijn carrière. Als ik met mijn baas een gesprek heb over toekomstige plannen en hij vraagt: Waar zit Arnold over vijf jaar? Dan zeg ik altijd: dan zit ik hier nog. Waarop hij vraagt: Heb je dan geen ambities? Dit is mijn ambitie, zeg ik dan.”

 

 

Print Friendly, PDF & Email
Share

Reacties zijn gesloten.